Elke gelijkenis van figuren of voorvallen in dit verhaal met werkelijke personen of gebeurtenissen is toevallig. De voorzitter De school had een nieuwe directeur nodig, dat was zeker. Die functie stond al enige tijd open. De laatste directeur was een man met visie geweest, maar die visie had geld gekost. Die visie had hem en zijn vrouw verre reizen laten maken om de school internationaal aanzien te brengen, een villa laten bouwen met gebruikmaking van onverwachte kleuren en inhammen, zodat hij in stijl bij zijn werk kon wonen wanneer hij niet op reis was. Het had hem dure en beroemde vrienden bezorgd, die hij een goed betaalde baan aan de school kon aanbieden. De school en hijzelf stonden er goed voor toen een van staatswege bevolen onderzoek werd ingesteld. Alras werd hem duidelijk dat het beter was om maar op te stappen. Met spijt in het hart sloot hij de voordeur van zijn nieuwe villa en wierp de sleutel door de brievenbus. De docenten van de kleine school hadden hierna erg veel behoefte aan een directeur zonder visie. Ze droomden van een bescheiden vakman met een kritisch maar vertrouwensvol oog voor zijn docenten. Iemand die zelf had lesgegeven en toevallig wat handiger was dan zijn collega’s in het opstellen van notities en het trotseren van de lawine aan regels en voorschriften die het Ministerie voor het Onderwijs ieder jaar wist te produceren en waar de school iets mee moest aanvangen, ook al wist niemand wat. Echter, de beslissing wie de nieuwe leider zou worden was geheel in handen van de raad die toezicht houdt, een verzameling heren, die zo nu en dan bijeenkwam om de directie van de school in de gaten te houden. En die had geen weet van deze dromen. Integendeel, de raad had besloten om in zee te gaan met een bestuurder waar de ambities van af spatte en die zelf in allerlei raden die toezicht houden te vinden was. Een collega dus. En een vrouw, dus ook de emancipatie zat snor. Zij was in de grote stad A. maar liefst twee maal wethouder geweest, vertelde zij in het sollicitatiegesprek, en zij zocht naar een nieuwe uitdaging. “Ik gooi gewoon tachtig uur in die tent” zei ze geil en de raad kreunde van genot. Er was een vertegenwoordiger van de docenten in de raad die toezicht houdt die zich afvroeg hoe je dat deed, twee maal een wethouderschap in minder dan twee jaar maar dat was een zeikerd vond de rest, dus ging de benoeming gewoon door. Ze werd benoemd tot voorzitter van het college van bestuur van de school, geen moeilijke positie omdat ze het enige lid was en dus alleen zichzelf behoefde voor te zitten. Of de school daarna nog een directeur nodig had moest ze maar op haar gemak uitzoeken, vond de raad en nam een glas op de goede afloop. Zo kwam zij in de directeurskamer van de school, waar zij rustig kon uitzoeken wat de aard van het onderwijs was, dat aan haar instituut werd aangeboden. Dat viel mee: het was een conservatorium en bood een opleiding tot professioneel musicus. De docenten kwamen allemaal zelf ook uit het professionele muziekleven en je kon eigenlijk het hele onderwijs eenvoudigweg aan deze mensen overlaten. De zaken die ze nodig hadden waren een kamer, een student die zijn instrument bij zich had, en een honorarium om in leven te blijven. De voorzitter was opgelucht. Ze had gevreesd dat ze terecht zou komen op een school die in allerlei technische hoogstandjes onderwees waar ze geen snars van begreep. Computers en zo. Maar muziek was leuk, ze hield wel van muziek en besloot meteen de vacante directeursfunctie zelf te gaan invullen. ‘Leuk’ dacht ze, ‘ lijkt me enig’ Daarna herinnerde ze zich de commissie die haar had aangesteld. Er was daar iemand geweest die had tegen gestemd. Ze besloot daar meteen wat aan te doen, en belde haar secretaresse. Toen zij daarna nadacht over wat haar derde beslissing moest worden realiseerde zij zich dat er een praktisch probleem opdoemde nu ze zichzelf als directeur van de school had benoemd. Want wat was dat eigenlijk, een opleiding tot professioneel musicus? Ze besloot om die zelfbenoeming maar een beetje stil te houden en eerst een spreekuur in te stellen waarin iedereen haar van alles mocht vragen. Op die manier zou ze er wel achter komen wat die docenten eigenlijk zaten uit te vreten, daar in al die kamertjes. Zodoende vertrok een delegatie van de docenten op een vrijdagmiddag naar de directeurskamer, waar de voorzitter haar spreekuur hield. Deze kamer was de enige in het verder ernstig vervallen gebouw, die door de vorige directeur, degene met visie zorgvuldig was ingericht. Het meubilair bestond uit meubels in opvallende kleuren die allerlei vreemde, afwijkende vormen vertoonden. De poten werden naar onder toe steeds dunner en de schrijfbladen hadden allerlei C en U vormen die tegen elkaar geschoven een geheel konden vormden. De wanden waren netjes gestuukt en in een zorgvuldig aan het meubilair aangepaste kleurstelling geschilderd. De voorzitter had plaatsgenomen achter een van de U-vormige tafels en had een leeg schrijfblok voor zich liggen. De delegatie keek nieuwsgierig haar kant op. Ze had opvallende ogen, van een wat waterig lichtblauwe kleur die oplettend en brutaal de wereld in keken. Haar vlasblonde haar zat in verwarde slierten boven op haar hoofd gewikkeld. Ze was gehuld in een zilverzijde bloes van perfecte snit. De delegatie ging zitten. De voorzitter stak meteen van wal met een lang verhaal over haar positie in bestuurlijk Nederland. ‘Kijk’, zei ze, en tekende een lange lijn op het papier voor haar. ‘Hier zitten wij’, ze tekende een aantal kruisen op de lijn, ‘ dit zijn andere scholen. Hier is mijn bestuur, waarvan ik voorzitter ben, hierboven zit mijn raad die toezicht houdt en mij heeft benoemd en hieronder zit jullie directeur en hier zitten jullie’. Ter plaatsbepaling trok ze een lijn naar onder die in het wit van het papier eindigde. De voorzitter liet een stilte vallen. ‘Wat zien ze er armzalig uit’, dacht ze. ‘Zouden ze zelf wat te zeggen hebben? Zo kom ik niets te weten’ ‘Tja’ begon een van de docenten, die op school theorielessen gaf, ‘kunt u zeggen wanneer onze nieuwe directeur benoemd wordt, er zijn veel kwesties, die een oplossing behoeven…’ ‘Die directeur komt voorlopig niet’ sprak ze ferm, ‘ik neem het zolang waar. Zo bespaar ik veel geld, en dat geld kan naar het onderwijs. Dat verruimt de middelen. Daar hebben jullie toch niets op tegen?’ Ze keek schalks. Enige dagen later werd de theoriedocent door haar opgebeld. Haar stem was tijdens het vorig gesprek hard en zakelijk geweest, vergezeld van een onaangenaam schorre ondertoon, zoals een tinnen blikje krast over een ijzeren wasbord. Maar nu klonk ze onverwacht warm, bijna zwoel. Ze wilde hem spreken, niet op school, dat was misschien niet verstandig. Kon hij naar het huis komen waarin ze woonde wanneer ze in de stad was? Deze uitnodiging maakte hem nieuwsgierig, maar verontruste hem ook. Hij besloot voor alle zekerheid zijn vrouw mee te nemen. Aan het opgegeven adres bleek een van de meest kapitale villa’s van de stad te liggen. De voorzitter deed open. Ze was gekleed in een korte, smalle kokerrok en bijpassende zijden bloes. Aan de onderzijde droeg zij zwarte nylon kousen en zwarte schoenen met hoge hakken kortom, kledij, die, wanneer hunner binnenzijde gevuld zou zijn met een goed geproportioneerde vrouw een opvallende, erotische indruk had achter gelaten. Maar helaas bestond die binnenkant uit een broodmager lichaam van anorexiale proporties, waaronder twee spillebenen als afgestorven berkenboompjes naar beneden wezen. In haar gezichtsuitdrukking was geen spoor van teleurstelling te zien toen Theorie zijn vrouw voorstelde, wat hem een beetje teleurstelde. Binnen nam ze plaats in een grote leren zetel, sloeg haar benen geoefend over elkaar, stak een dun sigaartje op en ging gelijk van start ‘Wil je mijn adviseur worden?’, was de vraag. Ze liet de rook naar boven kringelen. ‘Ik zal met jou het beleid afstemmen en jij communiceert dit met de school. Ik stel je een groot bedrag in koopsompolissen in het vooruitzicht’. Op zijn vraag of hij hier even over mocht denken knikte ze goedmoedig. ‘Laat het maar aan mijn secretaresse weten, die is van alles op de hoogte’ zei ze en daarmee was het officiële deel van het bezoek afgesloten wat af te leiden was aan haar aanbod om het huis te laten zien. Per slot wilde ze als voorzitter transparant zijn, voegde ze er lachend aan toe. Terwijl ze voor hem uitliep piekerde Theorie over de hoeveelheid vlees, die aan een menselijk geraamte moet zitten om zich nog voort te kunnen bewegen. De voorzitter moest toch wel op die minimum hoeveelheid aangekomen zijn, dacht hij terwijl hij achter haar strakke rok aanliep. Het zou hem niet verbazen wanneer het licht van een lamp door haar heen zou vallen. De volgende dag liet Theorie de secretaresse weten graag haar adviseur te worden tegen een ruimhartig uurbedrag en alsjeblieft geen koopsompolissen. De secretaresse wist nergens van. ‘Dat van dat geld moet u maar met haarzelf regelen’ zei ze vriendelijk. Het overige zou ze doorgeven en Theorie kon spoedig een contract tegemoet zien. Maar dat contract kwam niet. In afwachting daarvan besloot Theorie gewoon aan de slag te gaan. Het leek hem het beste eerst met wat collega’s van zijn school te gaat spreken alvorens aan zijn nieuwe taak te beginnen. Hij begaf zich naar H, die in de raad die toezicht houdt had tegengestemd. Inmiddels had hij ontslag genomen en zat achter zijn bureau zijn laatste dagen uit. ‘ Al mijn functies heeft dat wijf van me afgepakt’ sprak hij bijna huilend ‘ik mag niets meer doen. Ik heb me rot gewerkt voor de school en nu sta ik overal voor gek. En jij komt even de voorraad opnemen? Je zoekt het maar uit met je adviseurschap. Denk je nu heus, dat ze een seconde naar je zal luisteren?’ Het tweede bezoek gold B. Dat was een korte, dikke man met erg veel haar, dat overal uit zijn lichaam scheen te groeien. Hij was vaak in India en had aldaar liefde opgevat voor langdradige muziek en Oosterse filosofieën. B. kon het goed vinden met de voorzitter, hij was na haar aantreden gelijk in druk gesprek gegaan. Als resultaat had de voorzitter een aantal afdelingen laten fuseren en B. hiervan het hoofd gemaakt. ‘Pantha Rei’ sprak hij terwijl hij een uitsmijter met kerrie naar binnen werkte. ‘De wereld verandert en onze school verandert mee, dat heeft H. niet begrepen. Hij zat steeds maar te kwezelen over de kwaliteit van zijn afdeling terwijl kwaliteit allang niet meer relevant is. Waar het tegenwoordig om gaat, jongen, is ontschotting. Ontschotting, de platte wereld, pluralistische toegankelijkheid. Dat is onderwijs jongen, de toekomst. Zij begrijpt dat wel, die hoog intelligente vrouw, die ziet daar dwars doorheen. Nee, het is prima dat H. vertrekt.’ Toch kreeg H. snel gelijk, al een paar weken na het begin van Theorie’s adviseurschap bleek dat de instructies die hij overbracht na afstemming met de voorzitter al spoedig hopeloos verouderd waren, doordat de voorzitter op hetzelfde tijdstip iets heel anders vertelde. Ook bleek hem, dat er veel meer persoonlijke adviseurs waren aangesteld die namens de voorzitter over hetzelfde onderwerp allemaal iets anders te communiceren hadden en in verbitterde competentiestrijd met elkaar verzeilden. W. besloot daarop zijn pas verworven functie weer neer te leggen maar werd daarvan weerhouden door de collega’s binnen zijn afdeling. ‘Blijf alsjeblieft zitten waar je zit, zo weten we tenminste wat ons boven ons hoofd hangt’ Die ongeruste toon verbaasde hem tot hij een papier in de handen gedrukt kreeg. Iemand had de vorige carrière van de voorzitter uitgeplozen en die was duidelijk niet geweldig verlopen. Ze had in korte tijd twee functies als wethouder in de stad A. bekleed en was in beiden spectaculair mislukt. Het echec was zo ernstig geweest en was in de pers zo gretig becommentarieerd dat haar positie van de weeromstuit danig versterkt was. Want terwijl ze de ene miskleun na de ander produceerde was men zich in A. steeds sterker gaan afvragen wie de stad deze troela bezorgd had, en nadat de troela landelijke bekendheid had verworven door te voorspellen dat alle computers op nieuwjaarsdag van het jaar 2000 zouden ontploffen omdat ze zoveel nullen ineens niet aankonden, toen werden de leden van haar politieke partij nerveus. De wethouder werd intern met klem gevraagd op te stappen maar die had opeens een helder moment en legde haar eisen op tafel. Wanneer zij niet aan een nieuwe bestuurdersfunctie zou worden geholpen zou zij als wethouder aanblijven en aldus een verwoestende uitwerking op de verkiezingsuitslag voor haar partij veroorzaken. Haar partijgenoten verschoten van kleur van schrik en namen contact op met headhuntersbedrijf Eerlijk en Bekwaam die een monopoly had op de hele carrousel van bestuursbanen en uitgegleden bestuurders. Eerlijk en Bekwaam kon nog wel een ezel tot hoofd van een hogeschool benoemd krijgen en had dit kunststukje in het recente verleden ook al eens laten zien in de stad R, dus waarom niet nog eens. De vacature op de school was ook al opgemerkt door Eerlijk en Bekwaam, en de rest was een fluitje van een cent gebleken. Want de inmiddels ex-wethouder kon verbaal dermate virtuoos uit de hoek komen, dat het weinigen gegeven was achter die schorre spraakwaterval de niets dan naar witte wijn walmende ijdelheid te zien. Zodoende hoefde de ex-wethouder alleen maar af te treden, een gezellige afscheidsborrel uit te zitten en er daarna vandoor te gaan. Dit verhaal, dat Theorie nu las was in een flinke oplaag verspreid onder de docenten en iemand had de moed gehad om het onder de deur van de directeurskamer te schuiven waar de voorzitter net bezig was met na te denken. Ze dacht aan een boekje waarin alle medewerkers van de school met fotootje en al te vinden zouden zijn, zodat zij die makkelijker uit elkaar zou kunnen houden. Een smoelenboek. Iemand moest dat boekje gaan maken, maar wie? Daarna zag ze het papier achter haar deur op de voer liggen. Ze pakte het papier van de vloer op en las het. Ze zette er de naam van H. onder en legde het op haar bureau. Daarna kreeg ze plotseling een aanval van werkdrift, trok haar schoenen aan en holde uit de directeurskamer. Ze minderde pas vaart toen ze bij de administratie was aangekomen waar de daar aanwezige dames haar verhitte, bijna dampende gestalte op de remmen zagen staan. Haar hand kwam als de klauw van een griffioen neer op de balie. ‘Waar is het smoelenboek’ sprak ze giftig ‘ ik heb gezegd dat het er nu moet zijn. Kluitenfluit van het ministerie komt en ik wil hem wat kunnen laten zien’. De oudste dame nam voorzichtig het woord.’ Weet u, we willen echt wel, maar het is midden in de examentijd en we hebben iedereen nodig om de examens en commissies te regelen, en dan ook nog al die formulieren, dus u begrijpt…’ Maar de voorzitter begreep niets, haar waterblauwe ogen waren veranderd in ijs.’ Je begint NU aan dat fotoboek en wanneer je dat niet doet is dat werkweigering, en dan is DAAR het gat van de deur’ De griffieoenenklauw wees naar de uitgang. Daarna draaide ze zich op haar hakken een slag om en klepperde driftig weg. Binnen enkele maanden begonnen de dames van de administratie ontslag te nemen. De meesten kregen snel ander werk en een wist een al jaren vacante dominee aan de haak te slaan. Het tijdperk van de Grote Administratieve Chaos was begonnen. De aanvankelijke speculaties, dat dit talentloos warhoofd het niet lang op haar hoge positie zou uithouden werd gelogenstraft; na enige jaren stierde ze nog steeds even onvervaard door de gangen van de school om kwesties op te lossen die op de werkvloer niet bestonden. De docenten begonnen zich af te vragen wat ze fout hadden gedaan, in dit leven of desnoods in een vorig om opgescheept te zitten met een bestuurlijk afdankertje dat als voorzitter van het college van bestuur en tijdelijk directeur de school mocht vertegenwoordigen. De meest vermetele docent besloot nog eens goed in de organogram van de school te kijken om uit te vissen wie haar baas was, zodat ze rechtstreeks hun beklag konden doen aan het verre opperhoofd dat voor haar verantwoordelijk was. Dit bleek de voorzitter van de raad die toezicht houdt te zijn en na veel vergeefse pogingen vertrok de dapperste docent naar D. in de hoop om daar een redelijk en verstandig oor te vinden. Het gesprek verliep beter dan hij had gedacht: het opperhoofd luisterde aandachtig en bracht zelfs hier en daar enige nuances aan. Ook vroeg hij de docent om vrijuit te spreken, de kwestie interesseerde hem zeer. Dit was een hele opluchting voor de docent die aanvankelijk wel wat verontwaardigde tegenstand had verwacht. Teruggekeerd op de school werd hij echter onmiddellijk bij de voorzitter in de mooie kamer geroepen. Het bleek dat meteen na zijn gesprek met het opperhoofd deze de telefoon had gegrepen en haar volledig van de klachten op de hoogte had gebracht en vooral door wie ze geuit waren. ‘Dacht je nu heus’ sprak ze gierend van de lach ‘dat dit enige zin zou hebben? Ik heb die hele raad in mijn zak’. Gelukkig toonde ze zich in het geheel niet rancuneus en beschouwde de zaak hiermee als afgedaan. Maar het verzet bleef kriebelen. Nu een gang naar boven toe kennelijk zinloos was hadden de docenten altijd nog een geheim wapen in de vorm van de meedenk raad. In een ver verleden waren deze raden overal opgericht en de leden genoten wettelijke bescherming: ze konden niet zomaar bij het eerste verzet door de leiding er uit worden gesmeten. De voorzitter van deze raad was een vriendelijke, kalende contrabassist met een grote, droefgeestige snor, die voorzitter van de raad was geworden omdat niemand anders deze baan ambieerde. Maar nu moest hij ervan overtuigd worden dat het conflict met het hoofd der school wel eens zijn mooiste overwinning kon gaan worden, zijn laatste gelegenheid om voor zijn aanstaande pensioen te vlammen. ‘Wat doe je me aan’ klaagde hij, ‘ niemand kan wat aan dat wijf doen. Natuurlijk besodemietert ze je waar je bij staat maar toon het maar eens aan!’ ‘Maar dat is jou taak,’ bracht de rest te berde ‘maak gebruik van de wettelijke middelen om alles boven water te krijgen. Bedenk: de hele school staat achter je’. Dat laatste was een leugen, dat wist snorremans en de rest ook. De voorzitter had uit haar groep adviseurs een aantal geselecteerd en die hoofd van van alles en nog wat gemaakt. Die groep, met uiteraard de voorzitter in haar functie als tijdelijk directeur aan de leiding bruiste van leven. Er werd veel vergaderd: kwesties, strategieën en houtskoolschetsen van de toekomst volgden elkaar in snel tempo op, kongsi’s werden gevormd en conflicten uitgevochten. Sommige hoofden werden plotseling ontslagen en kwamen op administratieve functies in de school terecht, die ze niet ambieerden en in de soep lieten lopen, anderen werden de nog altijd vacante directeurspost in het vooruitzicht gesteld. De voorzitter genoot van deze vergaderingen en vooral van de nazit, waarin een ongelimiteerde hoeveelheid witte wijn ter beschikking werd gesteld en die steevast eindigde in vreemde scènes met een straalbezopen voorzitter. Het was bij die gelegenheden dat B. die nog steeds hoofd was van de grootste afdeling, tussen haar benen dook en in een fraaie opwaartse beweging weer boven water kwam, de voorzitter op zijn schouders gezeten. Deze arabesk was bijna van een Olympische schoonheid. Haar karakteristieke hyena-achtig lach was, door de alcohol en erotische associatie die haar plots overviel, overgegaan in een hysterisch gegil. Iedereen verwachtte na zo’n teken van aanhankelijkheid, dat B. wel eens de nieuwe directeur zou kunnen worden maar de voorzitter besliste anders. Plotseling was B verdwenen en dook pas maanden later weer op in een universiteit waar hij in iets aan het promoveren was, financieel ondersteund door de school. De gefuseerde afdelingen waar hij het hoofd van was geweest werden door de voorzitter weer uit elkaar gehaald en ieder van een tweekoppige leiding voorzien. Het aantal leidinggevenden werd daardoor spectaculair uitgebreid maar dat was volgens de voorzitter nodig, want zij liep warm voor de volgende revolutie in het muziek onderwijs: het verbetertraject. Het eerste traject hield in, dat het geld voor het onderwijs werd opgesplitst in zeven budgetten, beheerd door de tweekoppige leidingen. Hun begrotingen moest ter goedkeuring worden voorgelegd aan de zakelijk leider van de school die op zijn beurt dit weer voorlegde aan de voorzitter, die meestal eigen, plotseling opgekomen ideeën aan het beleid van de afdeling toevoegde waardoor de leiding de eigen ideeën gedwarsboomd zag. Om dit stelsel van modern management verder te actualiseren werden er regelmatig externe adviseurs aangetrokken die over delen van het beleid van de afdelingen een kritische visie konden ontwikkelen wanneer de voorzitter dit nodig achtte, of wanneer ze plotseling een hekel aan een van de managers had gekregen. De adviseurs waren bij voorkeur niet van onbesproken gedrag zodat de adviezen die ze gaven makkelijk door de voorzitter terzijde konden worden geschoven, wanneer die te veel heisa gaven. De adviseur werd dan, in een privé gesprek op het delicate van zijn positie gewezen en verzocht, met medeneming van het niet geringe honorarium zo snel mogelijk op te krassen. Een van die adviseurs heette Helena T. Ze was betrokken geraakt bij een grootscheepse fraude met diploma’s bij een school in R. waar Eerlijk en Bekwaam de directeur had weten te plaatsen en ze had daardoor precies het wankele imago waar de voorzitter op afkwam. Ze had dus snel haar expertise ingehuurd. Alleen had T. geen enkele ervaring in de muziekpraktijk, maar ze had onderwijskunde gestudeerd en dan heb je eigenlijk overal verstand van, was de redenatie van de voorzitter. Helena toog aan het werk en presenteerde enige maanden later een uitgebreid rapport. Het heette verbetertraject toetsbeoordelingen en beoogde de examens, die de aankomende pianisten en violisten moesten afleggen te objectiveren. Daartoe werden de beoordelingen in verschillende criteriagroepen ondergebracht. Deze waren: Had de student de noten gespeeld die de componist geschreven had? hierbij de juiste instrumentale techniek gebruikt? dit met de juiste artistieke intentie gedaan? en de som van dit alles weer op zo’n wijze gepresenteerd, dat het geheel getuigde van een fris cultureel ondernemerschap? Maar daarmee waren we er niet. Helena T had uit de gesprekken, die ze met de docenten had gevoerd begrepen, dat op artistieke wijze níet spelen wat er staat te prefereren is boven op níet-artistieke wijze wél spelen wat er staat. Het eerste criterium was kennelijk belangrijker dan het ander en dus kregen alle criteria een waardegetal mee, dat het percentage aangaf waarmee het criterium in het totaal werd meegewogen. Met behulp van een rekenmachine bediend door een speciaal daarvoor geïnstrueerde secretaris van de examencommissie, werden de uitslagen berekend en aan de studenten meegegeven, zodat die het thuis nog eens kon narekenen. Het Ministerie voor het Onderwijs vond het een geweldig plan, en dus ook de voorzitter. De consequentie van het voorstel van Helena T was wel dat een student, die een sonate van Ludwig van Beethoven kwam voorspelen kon slagen, wanneer hij in plaats daarvan de Vlooienmars met de juiste artistieke intentie en juiste techniek had voorgedragen en er ook nog lekker sexy uitzag. De docenten van het conservatorium die de aan het systeem van Helena T aangepaste formulieren, waarop zij de uitslagen van de examens moesten noteren onder ogen kregen besloten, nadat het nieuwe systeem van beoordeling aan hen was uitgelegd door een adviseur van de voorzitter, die na veel ‘hoe was het ook weer’ en ‘effen prakkedenken’ aan het einde van de toelichting beschaamd voor zich uit bleef kijken, om hun oude wijze van beoordelen maar eenvoudigweg dwars over de kolommen en toelichtingen van de formulieren heen te schrijven. Daartoe werden dik schrijvende pennen aangeschaft in felle kleuren, zodat de uitslag goed leesbaar bleef voor de nog aanwezige dames op de administratie. Inmiddels was snorremans van de meedenkraad aan het werk gegaan,hij had een groot aantal financiële stukken te voorschijn weten te krijgen en er een expert van buiten op gezet. Echter, door loslippigheid van snorremans zelf hadden de heren van de pers, die zich de voorzitter nog levendig konden herinneren uit haar periode als wethouder in A. begrepen, dat zij ook in haar huidige functie op de school voor de nodige hilariteit kon gaan zorgen. Spoedig had men achterhaald wie de financiële expert was die snorremans in dienst had genomen en spoedig kwamen de eerste artikelen in de krant. De voorzitter was furieus. Ze ontbood snorremans naar de mooie kamer te komen. Hij ging met een gerust hart. Per slot, meende hij, werd hij als voorzitter van de meedenkraad wettelijk beschermd. Maar toen de voorzitter arriveerde, gekleed in een duidelijk zeer kostbaar mantelpak tezamen met haar privé advocaat, die gehuld was in een lange kameelharen jas van voortreffelijke snit, werd snorremans zich opeens bewust van zijn eigen vlekkige trui en afgedragen broek en begreep dat hij geen partij ging zijn voor deze twee. Een kwartier later stond hij weer buiten in de sjofele hal van de school met een officiële waarschuwing. In het onofficiële gedeelte van het onderhoud was medegedeeld dat een tweede officiële waarschuwing zou volgen, waarop ontslag kon worden aangevraagd. Verder was hem wat lacherig gewezen op de consequenties voor zijn pensioen van een oneervol ontslag. ‘Toch jammer na 40 jaar lesgeven’ had de advocaat gezegd. Dit alles kwam hij in tranen vertellen. ‘ Ik hou het voor gezien,’zei hij snotterend ‘ als ik morgen de verkeerde kleur broek aan heb ben ik al ontslagen.’ Na de feestelijkheden, georganiseerd door de voorzitter in verband met haar tienjarig dienstverband besloot Theorie een half jaar onbetaald verlof te nemen. Om een en ander te bespreken maakte hij een afspraak met de directeur ad interim en kwam dus bij de voorzitter terecht. Hij vertelde haar zijn verhaal: hij had veel werk buiten de school, dat hem zeer ter harte ging en kon daardoor niet goed alle verplichtingen vervullen als leraar. Er waren vage lichamelijke klachten die wezen op overspannenheid. De voorzitter zat achter haar lege bureau in de schemer van de namiddag. Haar waterkoude ogen bleven rustig op hem gericht. Na zijn verhaal vroeg ze naar de situatie thuis en luisterde rustig naar het antwoord, dat het daar ook niet zo best ging. ‘Weet je,’zei ze vriendelijk ‘wanneer je werk, gezondheid en privé leven tegelijk problemen geven, ga je het niet redden. Neem die tijd en wanneer je zorgt, dat je taken op school goed worden overgenomen kunnen we je salaris gewoon doorbetalen. Dan heb je daar ook geen zorgen over. En wanneer je op school bent en je voelt je onwel, neem dan een taxi naar huis op onze kosten. Ik zal een briefje neerleggen bij mijn secretaresse, waarin ik dit bevestig’ Enigszins verward stond Theorie daarna weer op de gang. Was dit de vrouw, die bekend stond als de woesteling van het conservatorium? Had hij zich niet vreselijk vergist in dit door de pers opgejaagde wezen? Hij nam haar aanbod aan en ging naar huis. Kort daarop vertrok de voorzitter voor een lange vakantie naar Zuid-Afrika, samen met haar echtgenoot. Deze vakantie werd betaald door de school en haar aangeboden door de voorzitter van de raad die toezicht houdt waarmee de voorzitter inderdaad een uitstekende band had. Het gaf zes weken van ongekende rust, het gevoel dat de managers voortdurend met een reep behang tegen de wind in liepen was verdwenen. Maar nu ze weer even konden nadenken kwam er bij dezen en genen een subversieve gedachte op. ‘…waarom hebben we geen echte directeur?’ Een van de managers bracht deze vraag te berde toen hij de voorzitter, die iedere dag belde aan de lijn had. Het gesprek moet ongeveer zo zijn verlopen: ‘ ja, het onderwerp is een paar maal voorbijgekomen’ ‘ Wie zeiden dat?’ ‘ het begon bij de dansafdeling, men vond dat de…’ ‘ oh, dat is dat opgewarmde lijk geweest, die P., zeggen ze dat ík mager ben” ‘Nee, niet alleen P, of liever gezegd, P was het niet, het kwam meer…’ ‘ik heb dit natuurlijk al lang aan zien komen, en er is een heel goede kandidaat. Heb jij wel eens gehoord van Hein de Herder?’ ‘ is het niet verstandig om eerst even te spreken met wat vertegenwoordigers van de klass…’ ‘ de raad die toezicht houdt staat hier achter’ sprak de voorzitter, die gewend was nooit iemand uit te laten spreken. ‘Hij staat bekend als een kunstenhater, en juist zo iemand moet je hebben. Dat is slim’ ‘Hein de Herder, dat is toch die politicus, die gezegd heeft dat musici met hun gezicht naar de subsidiegever en hun rug naar het publiek staan? Daar was iedereen woedend over.’ merkte de manager op, verbaasd dat hij deze zin naar het einde had weten te voeren zonder onderbroken te worden ‘Precies, en die moet je hebben, dit is echt geniaal, dit verwacht niemand. Hein als directeur. (gierende lach) Ik ga hem bellen. Weet je trouwens, dat het opperhoofd samen met Hein in dat malle rechtse clubje waakzaam Nederland zit? Hein is de politiek uitgeflikkerd omdat hij iets over Moslims zei, en hij zoekt iets leuks, dus hij zal blij zijn wanneer ik hem bel. Geniaal, ik ga hangen. Oh ja, wil jij hiervoor draagvlak maken?’ Na zes weken was de voorzitter weer op het honk teruggekeerd. Er veranderde niets. Hein de Herder werd aan het college van bestuur toegevoegd, waar hij uitblonk door nooit te komen. De docenten vonden het zonde van het geld maar er was nu eenmaal niets aan te doen. Gek genoeg was het juist in dit stadium van serene stilte die was neergedaald over de school dat de voorzitter haar stommiteit van de maand zodanig wist uit te voeren dat zijzelf in ernstige problemen kwam en niet haar naaste medewerkers. wat meer gebruikelijk was. Het begon met de verkoop. Om geld te besparen was de voorzitter overgegaan tot verkoop van een pand waar de school een van haar afdelingen in had ondergebracht. Een koper was gevonden en de koop getekend. Dat was natuurlijk een enerverende tijd en toen de voorzitter daarna de gelegenheid vond om eens rustig wat kleine lettertjes door te lezen slaakte ze een kreet van ontzetting. De eigenaar van het pand bleek niet haar school maar de gemeente te zijn. De school hadden het slechts in bruikleen. Aangezien de datum van overdracht naderde zag de voorzitter zich genoodzaakt om in actie te komen. Dus belde zij in paniek al haar managers en externe deskundigen af in de hoop ergens een slimmigheidje op te pikken voor dit probleem maar kreeg steeds te horen ‘heb je de krant van vandaag al gelezen?’ Om een goede indruk te maken had zij met ja geantwoord, en gealarmeerd door het sombere zwijgen dat hier steeds op volgde had ze na haar telefoonsessie het ochtendblad maar eens opgeslagen. De inmiddels ontslagen snorremans had niet stilgezeten. Uit het krantenartikel voor haar steeg de haar zo bekende geur tegemoet. Ze las:.. ‘een incompetente woesteling, waar iedereen bang voor is, haar school is een administratieve puinhoop.’ ‘Het is weer begonnen,’ dacht ze. Op dat moment diende een van de managers zich aan met nog meer rampspoed. Nadat snorremans was ontslagen had de meedenkraad een nieuwe voorzitter gekregen. Deze had niets van de goedmoedige snorremans, het was een stille, sluwe jongen, die tamelijk anoniem op de piano de zangers begeleidde in de zangafdeling, en dus wel wat geëxalteerde vrouwen gewend was. Hij had een omzichtige strategie gekozen en gleed als het ware als een slang door het gras op weg naar zijn doel. Hij was begonnen aan een inventarisatie van alle wandaden van de voorzitter die waren opgetekend uit de mond van anonieme leraren en had daar, naar goed gebruik binnen de school maar weer eens een extern deskundige op gezet. De manager, die dit kwam overbrieven zag hier weinig gevaar van uitgaan, maar de voorzitter, die zich door al deze onaangenaamheden overbelast voelde raakte in een delirium van angst en belde het opperhoofd. Het opperhoofd was een ervaren bestuurder met vele ijzers in het vuur en bekend om zijn rustige en overheersende uitstraling. ‘De beste verdediging is de aanval’ sprak hij kalm. ‘en hou op met dat gehuil’ Hij wist ook meteen een aanpak. ‘Laat mij maar even’ sprak hij tot de jammerende voorzitter, legde neer, mompelde iets vrouwonvriendelijks en begon de managers van de school te bellen met het dwingend uitgesproken verzoek om schriftelijk te verklaren dat die pianist geestelijk zwaar niet in orde was.
Dat bleek niet handig. Deze telefonische actie ging een van de managers te ver en die besloot een extern deskundige in vertrouwen te nemen. Die kon zich de voorzitter nog levendig te herinneren. Hij had haar geadviseerd over het wegwerken van een kandidaat die plotseling was opgedoken voor de vacante directeursfunctie en zodanig competent bleek te zijn, dat het complete docentencorps hem juichend wilde binnenhalen. Daarna was de extern deskundige zelf ook weer weggewerkt, en over dat laatste was hij nog steeds nijdig.
Dus belde hij het opperhoofd en zei hem klip en klaar, dat wanneer deze zich niet zou terugtrekken, zijn telefonische actie morgen in de krant zou staan. ´ Het opperhoofd verslikte zich in zijn café Calvados, die hij des morgens placht te nemen en herinnerde zich al zijn andere leuke bestuursbaantjes. Dat waren er velen. Daarop pakte hij briefpapier een schreef een verklaring. De sfeer was op de school door allerlei sinistere figuren volkomen verziekt, hij noemde maar geen namen. Hij wenste daar geen deel meer van uit te maken. Hij trad af. Dit was een jobstijding voor de arme voorzitter. Ze kreeg het gevoel geheel transparant op de top van een winderige berg te staan en verviel in een roes van ongerichte activiteiten. Ze nam de telefoon, belde een van de kranten en kondigde haar terugtrekking aan. Ook vermelde ze dat de meedenkraad bezig was een rapport met de meest vuige beschuldigingen op te stellen en dat ze onder deze omstandigheden voor de zuivere weg van een tijdelijke troonsafstand had gekozen. Daarna pakte ze de schaarse bullen die ze had staan in de directiekamer en vertrok. Thuis aangekomen bedacht ze plotseling, dat ze zichzelf nu per ongeluk ontslagen had. Dus nam ze nogmaals de telefoon op en belde alle managers om een schriftelijke verklaring van solidariteit te eisen. Een aantal van hen begon hier meteen aan maar onderweg overviel hen de twijfel. Wat als de voorzitter het niet redde? Dan konden ze het zelf ook wel schudden met hun aanhankelijkheidsverklaring. Dus besloten ze het beginnetje te verscheuren en maar even niets te doen. De voorzitter bemerkte na enkele dagen, dat de aanhankelijkheidsverklaringen niet wilden binnenstromen en zonder haar opperhoofd nog om raad te kunnen vragen wist zij ook niet meer wat de volgende stap moest zijn. Ze begaf zich weer naar de pronkkamer op school om net te doen of er niets gebeurd was. Daar aangekomen merkte ze, dat ze door de gebeurtenissen was ingehaald want er bevonden zich vreemde heren in haar kamer, die een week geleden zonder haar uitdrukkelijke toestemming nog geen teen over de drempel hadden gekregen. Maar nu moest aan haar worden uitgelegd wie die kerels waren en terwijl ze tegen haar woede vocht stelden die zich voor als de overige leden van haar raad die toezicht houdt van wie ze het bestaan nooit had vermoed. De reden van hun bezetting van wat ze beschouwde als haar kamer was een grote verontrusting. De verkoopdatum van dat verdomde pand was nabij en er hing de school een gigantische boete boven het hoofd, wanneer ze niet op een of andere wijze hier onderuit zouden kunnen komen. De voorzitter was die hele verkoop in alle drukten vergeten maar nu maakte een grote energie zich van haar meester. Ze schraapte alle lef die ze in zich had bijeen en zei dat zij, als voorzitter leiding zou geven aan dit proces en verwachtte van de heren om met creatieve oplossingen te komen. Maar vreemd genoeg maakten deze woorden niet de indruk die ze gewend was en toen viel haar oog op een rapport, dat midden op haar normaal volledig maagdelijk bureau lag. Zwartboek voorzitter stond er in grote letters op geschreven. ‘Die kleine adder’ dacht ze ‘die achterbakse klootzak’ Een van de leden van haar raad die toezicht houdt schraapte bescheiden zijn keel. ‘Ziet u,’ zei hij beleefd’ wij waarderen erg, dat u uw positie vacant heeft gesteld zodat uw school verdere schade kan worden bespaard. Wanneer u wegblijft is dat hele zwartboek niet meer relevant en kunnen we gezamenlijk toekomstgericht verder gaan. Alleen gaan wij rechtdoor en u gaat linksaf’ Ze reageerde fel: ‘dus u gooit de handdoek in de ring! Omdat zo’n pianoknul die de hele dag dat gekrijs zit te begeleiden de diarree van de school bij elkaar heeft geveegd en er een kafje om heeft laten doen, daarom zou ik moeten opstappen, dat meent u toch niet. Zo slappedanig zit bestuurlijk Nederland toch niet in elkaar! Ik geniet een groot vertrouwen bij het management, dat pal achter mij staat’. ‘Zou dat waar zijn?’ dacht ze erachteraan, ‘het zou me verbazen’. ‘De managers vergaderen morgen’ sprak de heer die eerder al gesproken had ‘sommigen trekken uw competentie in twijfel’ ‘Laat me niet lachen’ retourneerde de voorzitter ‘ik heb die lui zelf aangesteld, ze hebben alles aan mij te danken. Nee, we moeten dat knulletje van die meedenkraad nu in de kamer sommeren, zeggen dat we hem gek laten verklaren zodat we hem kunnen ontslaan, geven hem een officiële waarschuwing voor weet ik veel wat en sturen hem weg. Daarna sluiten we de gelederen en verstommen de pers met onze ferme houding’. ‘Als dit niet helpt ga ik weg,’ dacht ze. ‘En de verkoop van het pand, hoe wilt u dat regelen?’ vroeg degene die kennelijk de woordvoerder was van haar raad die toezicht houdt. ‘Hoor eens, uiteindelijk zijn jullie, als toezichthouders daar verantwoordelijk voor’ sprak ze rustig en nadrukkelijk, ze was weer helemaal de virtuoze bestuurder die ze dacht te zijn. ‘Daar komen jullie echt wel uit.’ Haar ogen stonden schalks. De vergadering viel stil. De voorzitter pakte haar tas; ze was het gezeur meer dan zat en ze had dorst. Als ze ’s middags nu die managers nog even belde moest ze de zaken toch naar haar hand kunnen zetten? Waarom niet, maar aan de andere kant, waarom wél? In A. was het uiteindelijk ook niet gelukt. Maar dat was een grote stad, en dit was maar een klein rotschooltje, die moest ze toch de baas kunnen? ‘God, nu een wit wijntje,’ dacht ze, ‘laat ik eerst maar eens naar huis gaan.’ Met deze gedachtes in haar hoofd verdween de voorzitter uit ieders blikveld. Bij gerucht hoorden de docenten dat ze nog wel eens een feestje organiseerde voor de managers van hun school die in haar ogen loyaal waren gebleven, maar verder leek ze van de aardbodem verdwenen. Dat was verbazingwekkend, want bestuurders zijn taai. Peter-Jan Wagemans